Weer eens eentje in het Nederlands.
Als je mij vraagt welke film ik mee zou nemen naar een onbewoond eiland, zou ik een tijd lang moeten nadenken. Mulholland Drive zou een kandidaat zijn, net als The Seventh Seal of Spirited Away, allemaal films die van ongelooflijke kwaliteit zijn en een enorme schoonheid en menselijkheid in zich meedragen.
Een kandidaat die echter niet zo van zichzelf spreekt is de documentaire Liefde voor Hout uit 1979. Hoewel ik het niet per se de beste film ooit vind, zou het best de film kunnen zijn die ik het meest gezien heb. Het helpt wat dat betreft wel dat hij maar 45 minuten duurt en in zijn geheel op youtube staat.
Liefde voor Hout gaat over het leven in de Nederlandse schaakwereld van 1979. De grootste Nederlandse schakers van die tijd komen erin voor: Jan Timman, Jan Hein Donner, Hans Ree en zelfs een zeer oude Max Euwe maakt een appearance, waarin hij vertelt over het duel voor de wereldtitel in 1935 waarin hij de eerste en enige Nederlandse schaakkampioen werd.
De film zit vol fantastische momenten en tegenstrijdigheden. Zo vertelt Jan Hein Donner dat hij thuis nooit achter een écht schaakbord zijn partijen voorbereidt, dat hij daar een klein zakapparaatje voor heeft, en dat je alleen in een écht spel een écht bord moet gebruiken. Het volgende fragment gaat over Timman, die zich, thuis, met een echt bord, aan het voorbereiden is op zijn volgende toernooi. Ook heerlijk is wat Timman te zeggen heeft over het wel of niet opschrijven van je voorbereiding: “Waarom zou ik het opschrijven als ik het niet begrijp? Dan heeft het helemaal geen zin om het op te schrijven. En als ik het begrijp, hoef ik het niet op te schrijven”.
De manier waarop de schakers hun denkprocessen beschrijven is tegelijk heel fascinerend en heeft iets enorm navelstaarderigs. Er volgen uitgebreide beschrijvingen van hoe je op het moment dat je het stuk waarmee je wil zetten pakt, je opeens een veel dieper inzicht krijgt en veel meer ziet dan wat je eerst allemaal bedacht had. Dus als iemand een blunder maakt ziet hij dat zelf direct als hij het stuk pakt, maar dan is het al te laat, want als je het aanraakt moet je ermee zetten. Ook hebben Timman en Ree een lange discussie over de vraag of schakers ervan genieten om hun tegenstander te zien lijden, omdat ze graag macht over hun tegenstander uitoefenen.
Mijn favoriete scene in Liefde voor Hout vindt plaats aan het eind van de film. We zien hoe Timman, op dat moment zonder twijfel de sterkste schaker van het land, een partij tegen Gert Ligterink speelt om het Nederlands kampioenschap en de partij volledig vergooit. Timman maakt nu geen enkele kans meer op het kampioenschap terwijl voor Ligterink het eigenlijk niet meer kan missen dat hij kampioen wordt. Beide schakers hebben bij het na-interview echter dezelfde reactie: complete apathie. “Och, ik heb weleens ergere dingen weggegooid”, zegt Timman. “Als ik kampioen word win ik een hoop geld, maar ja dat is ook zo weer op” aldus Ligterink. Er zit een soort zelfbewustzijn in deze citaten: schaken is waar deze mensen het grootste gedeelte van hun tijd mee bezig zijn, wat ze beter kunnen dan bijna elke andere Nederlander en zelfs wie dan ook ter wereld op slechts enkele anderen na (Timman was derde van de wereld op een gegeven moment) – en tegelijk is het ook maar een spel voor hen, wat ze kunnen winnen of verliezen en dan gaat het leven weer door.