Tramreis

Vorige week werd ik lelijk overvallen door de omleiding van lijn 1. Stond ik voor niks te wachten op Muiderpoort. Dit keer heb ik me voorbereid. Vroeger moest ik de 3 nemen en dan de 1, nu moet ik de 3 langer nemen en dan de 17. 10 minuten extra reistijd. Nou, vooruit dan maar.
Eenmaal ingestapt verloopt de reis eigenlijk voorspoedig. Ik kom ruim op tijd aan en we hebben een productieve ensemblesessie. De aria uit de Goldberg variaties, daar zijn we vorige week aan beginnen, maakt vorderingen, en we hebben zelfs nog tijd over voor Die Holle Rache en de Entree de Polymnie.

Op de terugweg zit de 17 stampensvol, dus ik besluit even te wachten op de volgende. Die zit helemaal niet vol, maar alle eenzitters zijn wel bezet, dus ik moet 2 stoelen in beslag nemen met mijn cello. Ach, het is niet druk en ik moet ook maar een klein eindje.

Bijna bij de halte Overtoom maak ik me klaar om uit te stappen als er een harde knal klinkt en de tram na enkele meters stopt. Ik weet niet wat er gebeurd is, ik denk aan iets dat op de rails lag of zo. Er ontstaat geroezemoes. Mensen lopen naar voren in de tram. Iemand vraagt aan de bestuurder: “Are you okay?” De deuren blijven dicht.

We hebben dus iemand aangereden. Dat is niet goed, denk ik, de tram reed nog meters door. Zouden we over ‘m heen gereden zijn? Dan is ie dood. Uiteindelijk gaan de deuren open. Ik stap uit, en iemand wurmt zich snel langs me met een “excuse me, mate”. Wat ga je doen dan, denk ik, dat je zo snel eruit wil. Als je Superman was had je wel even wat eerder in actie kunnen komen.

Buiten zie ik dat het een auto is, die we geraakt hebben. Dat biedt overlevingskansen voor het slachtoffer. Het is een grijze stationwagon. Er zit een flinke deuk in bij de linkerdeur en ook de voorkant van de tram is flink gehavend. Het lijkt erop dat de automobilist naar links wilde draaien, en de tram niet gezien had. Ik vraag me af of iemand 112 gebeld heeft. Om me heen kijkend zie ik meerdere mensen dat doen. Dan ga ik maar uit de weg.

De 3 zal nu ook wel niet meer gaan, dus maar even een stukje lopen. “Wait for the medics!” Hoor ik een fietser schreeuwen naar de mensen die om de auto heen staan. “Don’t touch those people!” Meervoud? Ik kan het niet zien.

Terwijl ik de Overtoom oversteek hoor ik sirenes. Politie. Die zijn snel ter plaatse. Rustig draaien ze om over de trambaan naar de plek van het ongeval te rijden. Ik blijf lopen, door de Constantijn Huygensstraat. Ik hoop dat de trambestuurder zich niet schuldig voelt, denk ik. Die automobilist had beter uit moeten kijken. Niet zo maar de trambaan op rijden. Het feit dat we nog meters doorrijden laat wel zien hoe sterk zo’n tram is. Maar ja, dat ga je zo’n bestuurder nu niet meer vertellen. Die heeft het ondervonden.

Achteromkijkend zie ik nu heel veel politie en een ambulance. Voorlopig zullen daar geen trams meer rijden. Ze moeten die mensen uit de auto losknippen, meenemen naar het ziekenhuis en dan zal er een sleepwagen moeten komen voor die auto. Helemaal naar huis lopen dan maar.

Rechts zie Ik een zijstraatje, dat leidt naar de Vondelkerk. Even kijken. Het is werkelijk een prachtig gebouw. Toch mooi dat je ook in Amsterdam zulke mooie gebouwen kan zien. Ik stuur mijn vriendin een berichtje en voel dat ik een beetje honger begin te krijgen.

Ik loop langs het museumplein, waar ik vorige maand stond voor de Rode Lijn-demonstratie. Langs het concertgebouw. Er zijn wel restaurantjes, maar die zijn zo duur. En broodjeszaken, maar daar is nauwelijks plek om te zitten. Ik kom bij het Roelof Hartplein, waar ik geschaakt heb tegen Caissa. Die zijn altijd zo rommelig met het organiseren. Vorig jaar bij de SGA Rapidcompetitie stonden de borden nog niet klaar.

De bibliotheek heeft een cafe waar ze ook tosti’s verkopen. Daar ga ik zitten en schrijf dit op. Terwijl ik schrijf, hoor ik een ambulance voorbij komen. Dat zal onze man zijn, denk ik. Later realiseer ik me: Hij wilde helemaal niet naar links. Je kan daar niet eens naar links. Hij wilde omdraaien.

Reacties

Plaats een reactie